
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd om de kwaliteit van het Europese oppervlakte- en grondwater te verbeteren. In 2027 moeten alle lidstaten voldoen aan de afgesproken doelen*. Tijd genoeg, zou je denken. Maar voor waterbeheerders, provincies, gemeenten en het Rijk is dit een enorme opgave - inhoudelijk én organisatorisch.
Wat betekent de KRW in de praktijk? En wat vraagt dat van de samenwerking tussen overheden, sectoren en bewoners? APPMer Timo van den Berg, tijdelijk KRW-coördinator bij Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, bespreekt de vijf belangrijkste lessen die hij trekt uit het KRW-proces.
De KRW is meer dan een richtlijn, het is een spiegel. Ze laat zien hoe we samenwerken, verantwoordelijkheid nemen en prioriteiten stellen. En als we eens goed in die spiegel kijken, zien we dat de discussie hier en daar lijkt te verharden. Waar we vroeger vooral spraken over ‘samen doen’, klinken nu vaker vragen als: ‘wie is verantwoordelijk?’ en ‘wie gaat dit betalen?’
Een voorbeeld is het vraagstuk rond rivierkreeften, die de Nederlandse wateren steeds meer overnemen. Ze brengen schade toe aan oevers en dijken, zorgen voor verslechtering van de waterkwaliteit en dringen de biodiversiteit terug. Verschillende partijen erkennen het probleem, maar wie de regie heeft is niet duidelijk. Daardoor wijst men naar elkaar, stokt de samenwerking en kan de rivierkreeft vooralsnog zijn gang blijven gaan. We kunnen dit pas aanpakken als we ook in dit soort situaties kritisch in de spiegel durven kijken en allemaal onze rol pakken in de samenwerking.
De KRW heeft een sterke juridische kant. Lidstaten moeten aantonen dat ze de doelen halen of onderbouwen waarom dat (tijdelijk) niet lukt. Dat juridische kader is belangrijk, maar we moeten oppassen dat het niet de boventoon voert. De vraag moet zijn: ‘verbeteren we de kwaliteit van het water?’ en niet: ‘voldoen we aan de richtlijn?’.
Waterkwaliteit is dus niet alleen een kwestie van meten, monitoren en verantwoorden, maar ook van samenwerken tussen landbouw, industrie, natuur, stedelijke ontwikkeling en bestuur. En daarbij: de KRW staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een groter geheel aan plannen en maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Denk aan de Natura 2000-gebieden, de nitraatrichtlijn, de richtlijn stedelijk afvalwater en de programmatische aanpak grote wateren. En vergeet ook het regulier beheer van de waterbeheerders niet.
In mijn opleiding als hydroloog leerde ik vooral naar water te kijken als een technisch systeem. Dat helpt om patronen te begrijpen en oorzaken te analyseren. Maar ik merk dat de echte opgave vandaag de dag meer organisatorisch is dan technisch. De kwaliteit van het water hangt af van hoe goed we kunnen samenwerken over domeinen heen. Of we elkaar begrijpen, de juiste keuzes durven maken en realistische doelen stellen. Dat vraagt om gezamenlijke verantwoordelijkheid, proceskracht, niet alleen om inhoudelijke kennis.
De vraag moet zijn ‘verbeteren we de kwaliteit van het water?’ en niet ‘voldoen we aan de richtlijn?’
Het realiseren van de KRW-opgave brengt veel complexe vraagstukken samen zoals juridische verplichtingen, ecologische ambities en financiële kaders. Deze elementen botsen soms, overlappen vaak en vragen om keuzes die niet door één partij alleen gemaakt kunnen worden. Juist daarom is samenwerking een randvoorwaarde om vooruitgang te boeken.
Als APPM ondersteunen we verschillende waterschappen en overheden bij het vormgeven van dit proces. We brengen partijen bij elkaar, helpen om doelen te vertalen naar uitvoerbare plannen en maken complexe informatie inzichtelijk. Daarbij begint het bij luisteren naar elkaar in plaats van automatisch in verdediging te schieten. Dat is essentieel om draagvlak te creëren, want pas als we allemaal snappen waar de opgave over gaat en wat onze eigen rol daarin is, kunnen we stappen vooruitzetten.
In die samenwerking gaat het niet alleen om het uitwisselen van informatie, maar om het ontwikkelen van eigenaarschap.
Natuurlijk, de KRW is een Europese verplichting. Maar laten we de richtlijn vooral ook zien als een uitnodiging om onze manier van samenwerken te verbeteren.
Bovendien: wanneer de industrie en landbouwsector waterbewuster en schoner produceren, geeft dat Nederland een ‘license to produce’ voor de toekomst. In die zin is de KRW ook een uitnodiging die economische én duurzaamheidskansen biedt.
In de komende periode werken de overheden aan het vierde KRW-plan. En daarin draait het om keuzes maken. Wat doen we wel, wat doen we niet? En waarom? Dat vraagt om dialoog, begrip voor elkaar en bestuurlijke moed. Komend voorjaar zullen belangrijke beslissingen worden genomen over de te nemen maatregelen in het KRW-4-plan. Die moed moet zich vertalen naar concrete maatregelen die de waterkwaliteit écht verbeteren. Als we nu geen duidelijke keuzes maken, dreigt de opgave groter en kostbaarder te worden. Het gaat niet alleen om voldoen aan regels, maar om schoon water voor generaties na ons. Deze keuzes laten zien hoeveel daadkracht wij gezamenlijk, als BV Nederland, hebben.
Maar zoals ik al zei: we doen veel meer voor de waterkwaliteit dan alleen de KRW. Laten we vooral samen blijven optrekken met ons doel helder voor ogen: de kwaliteit van het Nederlandse water verbeteren.
*Feitelijk moesten lidstaten al vanaf 2015 voldoen aan de richtlijnen, maar zij kunnen zich nu nog verantwoorden door zich te beroepen op uitzonderingssituaties, zoals 'onevenredige kostbaarheid' of 'technische onhaalbaarheid'. Vanaf december 2027 kan dat niet meer.
We gaan graag het gesprek aan! Neem contact op met:

We gaan graag het gesprek aan! Neem contact op met: